Previous Image
Next Image

info heading

info content


Acute stress-stoornis

Stressstoornissen zijn stoornissen die specifiek te maken hebben met verstoringen in het stressresponssysteem, het systeem dat de reactie op stress (gevaar) verzorgt.

 

Mensen met een acute stressstoornis hebben een inadequate reactie en beleving van een traumatische gebeurtenis of ervaring. De reactie van de persoon is intense angst, hulpeloosheid of afschuw. Zij staan tijdens een traumatische gebeurtenis aan de grond genageld en beleven de gebeurtenis alsof ze naar een film kijken.

 

Kenmerkend voor de stressstoornissen zijn herbelevingen zoals nachtmerries, slaapproblemen, trillen en aspecifieke pijnklachten.

 

Angststoornissen zijn beschreven in de DSM IV, en daarmee vallen daarmee ook onder verzekerde zorg. Onderstaand vindt u de omschrijvingen zoals ze in de DSM beschreven worden.


308.3 (F43.0) Acute stress-stoornis (Acute Stress Disorder)

A. Betrokkene is blootgesteld aan een traumatische ervaring waarbij beide volgende aanwezig zijn geweest:

  1. betrokkene heeft ondervonden, is getuige geweest van of werd geconfronteerd met één of meer gebeurtenissen die een feitelijke of dreigende dood of een ernstige verwonding met zich meebracht of die een bedreiging vormde voor de fysieke integriteit van betrokkene of van anderen.
  2. tot de reacties van betrokkene behoorde intense angst, hulpeloosheid of afschuw.

B. Ofwel tijdens het doormaken of onmiddellijk na het doormaken van de leed veroorzakende gebeurtenis heeft betrokkene drie [of meer] van de volgende dissociatieve symptomen:

  1. subjectief gevoel van verdoving, onthechting of afwezigheid van emotionele reacties.
  2. vermindering van het zich bewust zijn van zijn of haar omgeving [‘in een waas verkeren’].
  3. derealisatie
  4. depersonalisatie
  5. dissociatieve amnesie [d.w.z. niet in staat zich een belangrijk aspect van het trauma te herinneren]

C. De traumatische gebeurtenis wordt voortdurend herbeleefd op ten minste één van de volgende manieren:

  • terugkerende voorstellingen
  • gedachten
  • dromen
  • illusies
  • episodes met flashback of een gevoel de ervaring opnieuw te beleven
  • lijden bij blootstelling aan zaken die de traumatische gebeurtenis in het geheugen terugbrengen

D. Duidelijke vermijding van de prikkels die herinneringen aan het trauma oproepen [bv. gedachten, gevoelens, gesprekken, activiteiten, plaatsen, mensen]

E. Duidelijke symptomen van angst of verhoogde prikkelbaarheid [bv. slaapstoornissen, prikkelbaarheid, slechte concentratie, overmatige waakzaamheid, overdreven schrikreacties en motorische rusteloosheid.

F. De stoornis veroorzaakt in significante mate lijden of beperkingen in sociaal of beroepsmatig functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen, of iemand wordt gehinderd in het voortzetten van noodzakelijke activiteiten, zoals het verkrijgen van medische of juridische bijstand of het mobiliseren van persoonlijke hulp door familieleden over de traumatische gebeurtenis te vertellen.

G. De stoornis duurt minimaal twee dagen en maximaal vier weken en treedt binnen vier weken na de traumatische gebeurtenis op.

H. De stoornis is niet het gevolg van de directe fysiologische effecten van een middel [bv. drug, geneesmiddel] of een somatische aandoening, en is niet eerder toe te schrijven aan een ‘kortdurende psychotische stoornis’ en is niet slechts een verergering van een reeds aanwezige As I of As II stoornis