Previous Image
Next Image

info heading

info content


Sociale angst

Een veel voorkomende angst is sociale angst. Hierbij is iemand vooral bang voor de afwijzing door anderen. Waarschijnlijk komt sociale angst het vaakste voor. Zo ongeveer één op de tien mensen heeft er last van. Sociale angst leidt vaak tot vermijding van sociale contacten en kan daardoor tot vereenzaming leiden. Die vereenzaming is dan een soort van zelfbescherming geworden. De eenzaamheid geeft je immers de garantie dat anderen je dan niet kunnen afwijzen.
Sociale angst kan er ook toe leiden dat mensen in contact met anderen niet durven zeggen wat ze eigenlijk willen of denken. Ze zijn geneigd om vooral dingen te doen waarvan ze denken dat anderen ze van ze verwachten. Ook hierdoor denken ze afwijzing te voorkomen. Het kan dan ook leiden tot sterke afhankelijkheid van anderen.
Een andere vorm van sociale angst zien we terug bij b.v. bloosangst. Iemand is dan vooral bang dat andere mensen zullen zien dat ze zich onzeker voelen in hun omgeving. Ze zijn bang dat anderen zien dat ze blozen of beven. Ook dit kan er toe leiden dat ze situaties waarin dat zou kunnen voorkomen gaan vermijden.

Download hier een folder oer sociale angst met tips bij sociale angst

Sociale fobie (SF):
hardnekkige angst voor één of meer situaties waarin men zich voelt blootgesteld aan een mogelijke kritische beoordeling door anderen, en waarin men bang is zich belachelijk te maken.
B.v. angst voor het spreken in het openbaar;
Trillen of zweten in sociale situaties;
De sociale fobie is evenwichtig verdeeld over de seksen (even vaak voor bij vrouwen en bij mannen).

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Angststoornissen zijn beschreven in de DSM IV, en daarmee vallen daarmee ook onder verzekerde zorg. Onderstaand vindt u de omschrijvingen zoals ze in de DSM beschreven worden.


 

300.23 (F40.1) Sociale fobie (Sociale angststoornis) (Social Phobia [Social Anxiety Disorder] )

A.Een duidelijke en aanhoudende angst voor één of meer situaties waarin men sociaal moet functioneren of iets moet presteren en waarbij men blootgesteld wordt aan onbekenden of een mogelijk kritische beoordeling door anderen. De betrokkene is bang dat hij/zij zich op een manier zal gedragen [of angstverschijnselen zal tonen] die vernederend of beschamend zijn.
N.B.: Bij kinderen moeten er aanwijzingen zijn dat ze in staat zijn tot bij de leeftijd passende sociale relaties met bekende mensen en moet de angst voorkomen in gezelschap van leeftijdgenoten en niet alleen maar in interactie met volwassenen.

B. Blootstelling aan de gevreesde sociale situatie lokt bijna zonder uitzondering angst uit, die de vorm kan krijgen van een situatiegebonden of situationeel gepredisponeerde paniekaanval.
N.B.: Bij kinderen kan de angst naar voren komen in de vorm van huilen, woedeuitbarstingen, verstijven of zich terugtrekken uit sociale situaties met onbekende personen.

C. Betrokkene is zich ervan bewust dat zijn of haar angst overdreven of onredelijk is. N.B.: Bij kinderen kan dit kenmerk ontbreken.

D. De gevreesde sociale situaties of de situaties waarin met moet optreden worden vermeden dan wel doorstaan met intense angst of lijden.

E. De vermijding, de angstige verwachting of het lijden in de gevreesde sociale situatie[s] of de situatie[s] waarin men moet optreden belemmeren in significante mate de normale dagelijkse routine, het beroepsmatig functioneren [of studie of school], of bij sociale aktiviteiten of relaties met anderen, of er is een duidelijk lijden door het hebben van de fobie.

F. Bij personen onder de achttien jaar is de duur ten minste zes maanden.

G. De angst of vermijding zijn niet het gevolg van de directe fysiologische effecten van een middel [bv. drug, geneesmiddel] of een somatische aandoening en is niet eerder toe te schrijven aan een andere psychische stoornis [bv. een paniekstoornis met of zonder agorafobie, separatie-angststoornis, stoornis in de lichaamsbeleving, een pervasieve ontwikkelingsstoornis of een schizoïde persoonlijkheidsstoornis].

H. Indien er sprake is van een somatische aandoening of een andere psychische stoornis, houdt de angst van criterium A daar geen verband mee, bv. de angst is niet die om te stotteren, beven bij de ziekte van Parkinson, of voor abnormaal eetgedrag bij anorexia nervosa of boulimia nervosa.

Specificeer indien:
Gegeneraliseerd: Indien de angst de meeste sociale situaties betreft [bv. het aanknopen of voortzetten van gesprekken, deelnemen aan kleine groepen, met iemand uitgaan, met autoriteitsfiguren spreken, feestjes bijwonen].
N.B.: Overweeg ook de aanvullende diagnose van ontwijkende persoonlijkheidsstoornis.